Vertalingen
Марина Цветаева
Уж сколько их упало в эту бездну
Monoloog
Уж сколько их упало в эту бездну,
Разверстую вдали!
Настанет день, когда и я исчезну
С поверхности земли.
Застынет всё, что пело и боролось,
Сияло и рвалось.
И зелень глаз моих, и нежный голос,
И золото волос.
И будет жизнь с её насущным хлебом,
С забывчивостью дня.
И будет всё — как будто бы под небом
И не было меня!
Изменчивой, как дети, в каждой мине,
И так недолго злой,
Любившей час, когда дрова в камине
Становятся золой.
Виолончель и кавалькады в чаще,
И колокол в селе…
— Меня, такой живой и настоящей
На ласковой земле!
— К вам всем — что мне, ни в чём не знавшей меры,
Чужие и свои?! —
Я обращаюсь с требованьем веры
И с просьбой о любви.
За то, что мне — прямая неизбежность —
Прощение обид,
За всю мою безудержную нежность
И слишком гордый вид,
За быстроту стремительных событий,
За правду, за игру…
— Послушайте! — Ещё меня любите
За то, что я умру.
8 december 1913
Осип
Мандельштам
Военные астры
Я пью за военные астры, за всё, чем корили меня,
За барскую шубу, за астму, за желчь петербургского дня.
За музыку сосен савойских, Полей Елисейских бензин,
За розу в кабине рольс-ройса и масло парижских картин.
Я пью за бискайские волны, за сливок альпийских кувшин,
За рыжую спесь англичанок и дальних колоний хинин.
Я пью, но ещё не придумал — из двух выбираю одно:
Весёлое асти-спуманте иль папского замка вино.
11 april 1931
Federico García Lorca
Romance de la luna, luna
La luna vino a la fragua
con su polisón de nardos.
El niño la mira, mira.
El niño la está mirando.
En el aire conmovido
mueve la luna sus brazos
y enseña, lúbrica y pura,
sus senos de duro estaño.
Huye luna, luna, luna.
Si vinieran los gitanos,
harían con tu corazón
collares y anillos blancos.
Niño, déjame que baile.
Cuando vengan los gitanos,
te encontrarán sobre el yunque
con los ojillos cerrados.
Huye luna, luna, luna,
que ya siento sus caballos.
Niño, déjame, no pises
mi blancor almidonado.
El jinete se acercaba
tocando el tambor del llano.
Dentro de la fragua el niño,
tiene los ojos cerrados.
Por el olivar ven'an,
bronce y sueño, los gitanos.
Las cabezas levantadas
y los ojos entornados.
Cómo canta la zumaya,
¡ay, cómo canta en el árbol!
Por el cielo va la luna
con un niño de la mano.
Dentro de la fragua lloran,
dando gritos, los gitanos.
El aire la vela, vela.
El aire la está velando.
Константин Бальмонт
Дождь
В
углу шуршали мыши,
Весь дом застыл во сне.
Шел дождь, и капли с крыши
Стекали по стене.
Шел
дождь, ленивый, вялый,
И маятник стучал.
И я душой усталой
Себя не различал.
Я
слился с этой сонной
Тяжелой тишиной.
Забытый, обделенный,
Я весь был тьмой ночной.
А бодрый, как могильщик,
Во мне тревожа мрак,
В стене жучок-точильщик
Твердил: «Тик-так. Тик-так».
Равняя звуки точкам,
Началу всех начал,
Он тонким молоточком
Стучал, стучал, стучал.
И атомы напева,
Сплетаясь в тишине,
Спокойно и без гнева
«Умри» твердили мне.
И мертвый, бездыханный,
Как труп задутых свеч,
Я слушал в скорби странной
Вещательную речь.
И тише кто-то, тише,
Шептался обо мне
И капли с темной крыши
Стекали по стене.
Antonio Machado
Sonaba el reloy la una
Sonaba el reloj la una
dentro de mi cuarto. Era
triste la noche. La luna,
reluciente calavera,
ya del cenit declinando,
iba del ciprés del huerto
fríamente iluminando
el alto ramaje yerto.
Por la entreabierta ventana
llegaban a mis oídos
metálicos alaridos
de una música lejana.
Una música tristona,
una mazurca olvidada,
entre inocente y burlona,
mal tañida y mal soplada.
Y yo sentí el estupor
del alma cuando bosteza
el corazón, la cabeza,
y... morirse es lo mejor.
Gedicht: Sonaba el reloy la una, 1905
Marina Tsvetaeva
Al velen zijn de diepte in gedreven
Monoloog
Al velen zijn de diepte in gedreven,
De dag komt ook voor mij,
Waarop ik ga en laat het aardse leven,
Verdwijnen en voorbij
Is al hetgeen waardoor ik werd bevlogen,
Wat staalde, zong en streed,
Mijn gouden haar, het groene van mijn ogen,
Mijn zachte hartenkreet.
En 't leven zal met zijn vergetelheden
Gewoon weer verder gaan
Met 't dagelijks brood, de hemel toont tevreden
Dat ik nooit heb bestaan.
Veranderlijk zoals een kind gebleven
Ben ik zoals ik was.
Een mooi moment door vurigheid omgeven
Verwordt opeens tot as.
De klok in 't dorp en ruiters langs de bomen
Begeleid door violoncel,
Liet ik verliefd door al mijn aderen stromen,
Zo levendig en fel.
Ik vraag u - vriend en vreemde - die mij kende
In al mijn razernij,
Om het vertrouwen in mij niet te schenden
En vraag u: houdt van mij.
Voor al mijn uitgelaten roekeloosheid,
Vergeef me, zo ben ik,
Voor al mijn tere liefdevolle broosheid
En al te trotse blik,
De haastigheid die ik u toevertrouwde,
De waarheid die ik ken.
- Vertel mij toch - zal u nog van mij houden
Als ik er niet meer ben.
Osip Mandelsjtam
Oorlogse asters
Ik drink op de oorlogse asters, op alles, wat men mij verweet:
Op mantels van mink en op astma, op zwartgallig stads lief en leed,
Op sparrenmuziek uit Savoie, benzine der Champs-Elysées,
Op rozen die in een Rolls Royce staan, Parijs als één groot atelier.
Ik drink op de golf van Biskaje, op 't roomrijke Alpenkaraf,
Op Engelse rossige hoogmoed en kininekolonies veraf,
Ik drink, maar ik kan nog niet kiezen, uit twee, welke schenkt meer genot:
De vrolijke Asti spumante of wijn van het pauselijk slot.
Federico García Lorca
Romance van de maan, maan
De maan kwam naar de smidse
met haar hoepelrok van nardus aan.
De jongen kijkt, kijkt naar haar.
De jongen blijft naar haar kijken.
In de oplaaiende lucht
beweegt de maan haar armen
en toont, soepel en zuiver,
haar borsten van hard tin.
Vlucht weg maan, maan, maan.
Als de zigeuners zouden komen,
dan maakten ze van jouw hart
witte kettingen en ringen.
Jongen, laat me dansen.
Wanneer de zigeuners komen,
zullen ze jou met gesloten oogjes
op het aambeeld aantreffen.
Vlucht weg maan, maan, maan,
ik hoor hun paarden al.
Jongen, laat me, stap niet
op mijn gesteven witheid.
De ruiter kwam dichterbij
slaand op de trommel van de vlakte.
In de smidse zijn de oogjes
van de jongen gesloten.
Door de olijfgaard kwamen
de zigeuners, brons en droom.
Hun hoofden geheven
en hun ogen halfgesloten.
Hoor de nachtuil zingen,
oh hoe hij zingt in de boom!
Langs de hemel gaat de maan
met een jongen aan haar hand.
Binnenin de smidse huilen,
met geschreeuw, de zigeuners.
De lucht waakt, waakt over haar.
De lucht blijft over haar waken.
Romance de la luna, luna (1924)
Konstantin Bal'mont
Regen
Geritsel van wat muizen,
Verstilde in een droom.
Het regende langs huizen
In druppels tot een stroom.
Het regende vertragend,
De klepel sloeg het uur.
Mijn geest ging vaag verdragend
Versuft dwars door de muur.
Ik drong de stilte binnen
Die zwaar was als de nacht.
Aan mij werd, buiten zinnen,
Het duister toegebracht
En sterk, als gravengraver
Die muur en rust doorbrak,
Voltrok een kever braver
Herhaald: 'Tiktak, tiktak'.
Getik en klanken bonden,
't Begin van het begin.
Hij klopte opgewonden
Erin, erin, erin.
Atomen van gezangen,
Stil strengelend ineen,
Herhaalden met verlangen:
'Kom om' zacht door me heen.
En ademloos, als dode,
Door uitgedoofde vlam,
Zag ik dat ongenode
voorspelling tot me kwam.
En zachter alsmaar zachter
Sprak iemand in mijn droom
Het regende verdachter
In druppels tot een stroom.
Gedicht: Дождь, 1905
Antonio Machado
Het uurwerk heeft één uur geslagen
Het uurwerk had één uur geslagen
binnen mijn kamer. Het aanzicht
was triest door de nacht. Het maanlicht,
geglinster van schedellagen,
en hoog van het toppunt dalend,
kwam van de cipresboom erg straf
van koelte en kilte stralend
het lange getakte de berg af.
En door de halfopen ramen
hoorde ik schel tot mij komen
metalen geschrei binnenstromen
van muziek van verre samen.
Een muziekje tonende treurig,
een mazurka al lang vergeten,
tussen uitdagend en keurig,
slecht bespeeld en slecht versleten.
En Ik voelde de loomte aan
van de ziel als die gaat gapen,
het hart en het hoofd laat slapen,
en... 't is beter dood te gaan.